Veel te lang niets geschreven, we zijn beland in wat wel eens de derde wereld oorlog zou kunnen zijn zijn.
Corona bestaat, de huidige variant ‘omicron’ is mild ziekmakend en we moeten er mee leren leven. Zelfs in NZ waren ze ziek; behalve St.
Voor ons herneemt het leven zich een beetje, we waren een week in Zeeuws Vlaanderen en zagen A en J, dierbare familiebanden. De week erop naar Castricum, O en W 50 jaar getrouwd, meteen een mooie gelegenheid om een bloemetje op het graf van moeder te zetten.
Ze gingen naar the beach, en het lam ging mee. De lente begint daar, en maar goed dat ze daar zijn. In de Waikato is level 3 weer van kracht. De meisjes hebben vakantie dus is het sowieso nu prettiger om daar te zijn.
P en ik beleefden gisteren en vannacht de nachtmerrie van de ouder wordende mens; valpartijen met zere knie en gekneusde ribben als resultaat.
T was wat killig in NZ, maar ze liep als nooit tevoren, en maakte een verslag op school
Zusje ook,veel in beslag genomen door het huis lammetje. 8 x dgs een flesje!
kijk de lente komt eraan aan de andere kant, hier worden de nachten al wat kouder.
Eindelijk was onze kleine logee er weer eens, we stemden haar vrolijk met pannenkoeken in de Tornse Molen, prachtig in het vroege avondlicht. Én een bedje dichtbij onze slaapkamer.
Vandaag is Ans jarig en P treinde naar Maastricht, het is er gezellig appte hij net.
ook WG, en mijn beurt,
van Marieke Lucas Rijneveld:
.
Als het land niet meer plat is
.
Stropakken liggen als blokken roomboter in het weiland, hier heeft het
platteland een berg maar vanaf de berg gezien is alles plat, en we
stotteren terwijl we toch geen last van spraakgebrek, maar elkaar duidelijk
willen maken dat de meeste onderbrekingen ongepland zijn.
.
Je overall is te ruim bij je schouders, we zouden er twee dwergkonijnen
onder kunnen stoppen, dat staat toch beter als ze straks de boerderij een
injectie geven, in laten slapen als de hond van de boer twee sloten
verderop. Sommige onderbrekingen speelden zich af op de hooizolder
.
waar je je bezwete gezicht op mijn blote buik legde, mijn navel
vergeleek met een kijkgat in de schutting, daarachter kon je alles zien
wat zich in mij afspeelde en we zouden de berg onthoofden zoals je een
eitje en dan samen oud en knotwilgen, maar nu staat er een bord met een
.
blije man in pak erop met in zijn hand een stad als een zwarte kever.
Denk aan al die uitgestrooide boeren in de koeien getrokken die als
wandelende graven tussen de bloesems als rouwboeketten lopen, we klampen
ons aan elkaar vast en kijken naar het laatste huis op het platteland dat instort
.
als een composthoop zonder luchtholtes. Iemand zegt dat je meerdere
huizen kunt bewonen, dat een koe met zeven magen zich toch niet vaker
verslikt, en we vragen ons af hoe het je vergaat als je een maag wegneemt
wat je dan nog wel en niet zal kauwen. Mijn hoofd verstikt een dwergkonijn
.
omdat ik gebruikmaak van zijn schouder, ergens fladdert het baasje van de
kever, er zijn onderbrekingen in onderbrekingen, stiltes die naar kuilgras ruiken.
mooi? Heel mooi!
merkwaardig hoe dingen veranderen, dit gedicht uit 2016 raakt me diep.
Eigenlijk wilde ik wat vinden in een bundel van Willem van Toorn en die is opeens verouderd.
Ruim 4 maanden na de operatie, pijn is minder maar absoluut niet weg, grr Prachtige dag vandaag met al de herfst in het licht en lucht
Dat het mensentijdperk zomaar over zou kunnen gaan in het vuurtijdperk. Of het watertijdperk. Ik kijk naar beelden van het Griekse Evia dat in het noorden van kust tot kust in brand staat – twee jaar geleden reed ik daar nog door de begroeide bergen, zwom in de zee bij Rovies, zong met de pensionhoudster het lied ‘Het grootste moment is nu’, onwetend, zoals de mens nu eenmaal altijd is, van het grote moment dat nog zou komen.
Op een hoogtekaart heb ik gekeken hoe hoog mijn huis boven NAP ligt. 1.75 m, niet veel, maar toch iets als het water komt. We hebben een ondergrondse watertank, die zat er al, fijn voor als het droog wordt.
En natuurlijk moet je oppassend zijn, doen wat je kunt: het huis is geïsoleerd aan alle kanten, er liggen 24 zonnepanelen op het dak, er staat een elektrisch autootje voor de niet al te grote afstanden, ik heb een treinabonnement, ik drink havermelk – en lach mezelf uit om al die futiliteiten, bij het zien van de verwachtingen, de voorspellingen, de maatregelen die nodig zijn om iets te veranderen.
We gaan deze klimaatramp helemaal niet tegenhouden. Ik geloof dat tenminste niet. Er zijn altijd zoveel landen die niet mee willen doen, zoveel grote financiële belangen, zoveel traagheid en onwil en onmacht en ongeloof – ‘we’, het we van alle mensen, gaan dit pas geloven als er dijken doorbreken, hongersnoden uitbreken, stromen vluchtelingen uit te hete gebieden op drift raken.
Je zou er somber en wanhopig van worden, maar, dat is het curieuze, ik word dat eigenlijk niet. Is het omdat ook mijn voorstellingsvermogen tekort schiet, of wat is het, is het dat de levensdrift sterker is dan de angst voor de toekomst?
Ik denk aan de brief in Leven en Lot van Vasili Grossman, waarin een moeder vanuit het getto aan haar zoon schrijft: „Hier zie ik dat hoop haast nooit samengaat met rede, het is iets onzinnigs en instinctiefs denk ik.” De mensen leven, zo schrijft ze, of ze nog jaren voor zich hebben, terwijl ze weten dat ze hier bijeen zijn gedreven om te worden afgemaakt, misschien al over een paar weken. De moeder, die arts is, verbaast zich erover dat ze intussen gewoon patiënten bezoekt en hun zegt om een paar weken oogdruppels te gebruiken, of een operatie in overweging geeft. Andere mensen trouwen, of voorspellen dat ze ineens zullen worden vrijgelaten. „Wat een rijkdom aan hoop!”
Ze kijkt om zich heen en kan niet geloven dat ze echt allemaal verdoemd zijn.
Zo kijken wij ook, weliswaar in een andere omstandigheid, maar toch. We menen nog veel tijd te hebben, al weet niemand hoeveel. Het maakt niet uit.
Ik lees een heerlijk boek van de kunstcriticus Martin Gayford over en met David Hockney, die in 2020 in zijn huis in Normandië het komen van de lente schildert, Spring Cannot Be Cancelled heet het. Geweldige, levenslustige titel. Ik krijg, zoals altijd als je naar werk van Hockney kijkt, of iets over of van hem ziet of leest, enorm veel zin om veel beter te kijken.
Voor ik in slaap val, denk ik niet aan overstromingen maar aan de zonsopgang die hij schilderde, allemaal kleine schilderijtjes achter elkaar waarop de duisternis plaats maakt voor overweldigend stralend licht.
Ik weet weer helemaal wat het is, een zonsopgang, ik zie het op zijn schilderijen, dat donker tegen de lichter wordende hemel, de kleur die terugkeert en ik voel in het donker liggend geen angst maar vreugde. Vreugde om het in leven zijn. Er is geen houden aan.
DAGGEDICHT – M. Vasalis (1909-1998) – Moeder
Moeder
Er was niets, dacht ik altijd, denk ik nog,
dat je niet kon. Heel mooie pakjes maken
ritselend met bruin papier –
de stroeve jampot opendoen, wonden verbinden
gireren, condoleancebrieven schrijven,
voorlezen, spreken in vijf talen, bijna
verdronken honden uit het water halen
levendig luisteren naar langdradige verhalen.
Maar bij het einde van het lied zei je:
ik kan het niet, liefje, ik kan het niet.
En je bedoelde doodgaan. Uren door het mulle zand
gestrompeld, houvast zoekend met je hand.
Ook dat heb je tenslotte gekund,
beminde. En aan het strand zal ik je later vinden.
Laat me je vinden. Je kan het toch?
(Uit: M. Vasalis Verzamelde gedichten. Van Oorschot – Beeld: kunstenaarsportretten van hun moeders: Lucian Freud ‘The Painters Mother Resting I’ – James McNeill Whistler ‘Whistler’s Mother’ – David Hockney ‘Mum’ – Vincent van Gogh – Portret van zijn moeder)